Slapeloosheid is een veel voorkomende klacht bij allerlei psychiatrische stoornissen en één van de belangrijkste transdiagnostische symptomen die we in de spreekkamer tegenkomen. In plaats van de behandeling alleen te richten op de kernsymptomen van een stoornis, is er toenemende evidentie voor het parallel of zelfs primair behandelen van de slaapproblemen om op die manier ook de psychiatrische stoornis te verbeteren. Zo leidde bij een groep depressieve patiënten met insomnie een behandeling gericht op de insomnie tot een minstens even sterke afname van depressieve symptomen dan een behandeling direct gericht op de depressieve symptomen (Blom et al., 2015; Carney et al., 2017).
De eerste keuze behandeling voor slapeloosheid is de speciaal hiervoor ontwikkelde cognitieve gedragstherapie voor insomnie (CGT-i) (Riemann et al., 2017). Het toepassen van dit behandelprotocol bij psychiatrische patiënten is bewezen effectief (meta-analyse Wu et al., 2015) maar vergt vaak wel aanpassingen, afhankelijk van de specifieke stoornis, leefomstandigheden en individuele patiëntkenmerken. In deze workshop zullen dergelijke aanpassingen aan de orde komen, vanuit de praktijkervaring in het toepassen van CGT-i bij patiënten met psychiatrische problemen en comorbide insomnie.
Soms is het aanbieden van CGT-i niet mogelijk, vanwege een gebrek aan voldoende getrainde behandelaren, of blijkt de therapie onvoldoende haalbaar of effectief. Dan kan gekozen worden voor het inzetten of aanpassen van psychofarmaca. In de praktijk wordt naast benzodiazepines frequent gebruik gemaakt van sederende antidepressiva en antipsychotica, welke off-label worden ingezet (Kamphuis et al., 2015). Kennis over de werking van en evidentie voor het gebruiken van diverse psychofarmaca voor slaapverbetering (Atkin et al., 2018; Riemann et al., 2017) is onontbeerlijk voor elke psychiater.
Vorm
Plenaire workshop, aan de hand van casuïstiek
1 sessies
1 sessies